1 juni 2020
Zal ik wel gaan of zal ik niet gaan? Zal ik nu gaan of zal ik later gaan? Met horloge of zonder? Welk rondje wordt het? Wordt het een kleine ronde of een grote? Wat zal het tempo zijn?
Waar heb ik zin in? En wat is verstandig? Of moeten deze vragen in omgekeerde volgorde gesteld worden?
Die eeuwige tweestrijd bij het lopen, voor het lopen, tijdens het lopen. Het gevoel versus het verstand.
Ooit begonnen bij een beginnersgroep, ik wilde wel wat meer bewegen. Een half jaar daarvoor gestopt met roken en al enige tijd probeerde ik iets gezonder te eten. Eigenlijk zag ik weinig kans van slagen, maar ik kon mezelf dan tenminste voorhouden dat ik een poging had gewaagd. We kregen een schema met minuutjes hardlopen, afgewisseld met minuutjes wandelen. Zo simpel was het, ik hoefde alleen maar dat te volgen. Dus dat deed ik. Het ging makkelijk en stiekem gaf het me al snel een goed gevoel. Ik merkte ook dat ik al snel meer kon, dan wat het schema zei. En dat ook dat me een goed gevoel gaf.
Na de beginnersgroep werd ik lid van de vereniging, ik liep de trainingen daar mee. Gewoon omdat het leuk was, ik er zin in had en me er goed bij voelde. En ook liep ik zelf. Wanneer ik er zin in had deed ik mijn hardloopkleren aan en ging ik de deur uit. Ik liep daar naartoe waar het er mooi uitzag en ik keerde om wanneer ik vond dat het tijd was om naar huis te gaan. Of wanneer ik de weg weer terug had gevonden na een zoveelste verdwaal avontuur. Meestal was het keerpunt eigenlijk te laat, moe begon ik aan de terugweg. Het zal dan ook niemand verbazen dat de afstanden van mijn duurlopen in snel tempo opliepen.
En toen kwamen de dromen. Wat als ik me toch stiekem inschrijf voor die halve marathon. Ik noemde het enkele weken voor de wedstrijd op de club en de blikken zeiden me genoeg. Ik voegde er de afstanden van mijn lange duurlopen aan toe, waardoor de verbaasde blikken werden ondersteund met de woorden, dat ik iets rustiger aan moest doen en niet ieder weekend een halve marathon hoefde te lopen. Ik liep de halve een jaar na de start van de beginnersgroep in een tijd van 2 uur 12 minuten. Het laatste stukje was zwaar geweest. Maar het geheel zorgde dat mijn dromen alleen maar groter werden.
Wel realiseerde ik me op dat moment dat ik gerichter zou moeten trainen. Er zou meer “verstand” in mijn trainingen moeten. Het volgende doel werd de halve onder de twee uur. Gerichter trainen bracht me naar een halve net iets boven de twee uur. Op een mooie zomeravond liep ik in een pitoresque landelijk dorpje in Duitsland voor het eerst de halve onder de twee uur. Ik had alles losgelaten, was aan het genieten en pas in de laatste kilometer had ik door dat ik de grens moest kunnen verslaan en zette ik alles op alles. Nu had het “gevoel” me hier gebracht.
Ik wilde daaropvolgend in het najaar graag de Teutolauf gaan doen. Een kleine dertig kilometer met 600 hoogtemeters erbij. Dat werd dus de afstand uitbreiden en heuveltraining toevoegen. Ik maakte mijn eigen schema waarin ik rekening hield met alles. Ik trainde gedisciplineerd, deed dat wat het schema zei. Ik liep inmiddels bij de club in een andere groep en maakte ook daar mijn doel kenbaar. Kort voor de wedstrijd noemde de trainer mijn plan onverantwoord. Volgens hem was dit qua zwaarte vergelijkbaar met een marathon. Dat bracht me aan het twijfelen. Iemand sprak de wijze woorden: “wat je omhoog gaat, ga je ook weer naar beneden”. Hoe idioot en simpel het ook klinkt, het motiveerde enorm. Mijn verstand vertelde me wat ik had gedaan en dat ik er klaar voor was. Volgens mij heb ik zelden meer genoten van een wedstrijd dan van deze. Dat gevoel boven aan de hoogste heuvel, een windje erbij en het warm en koud tegelijk hebben. Na een dikke drie uur kwam ik met een grote glimlach over de finish.
Maar als dit vergelijkbaar was met een marathon…mijn volgende doel was snel gesteld. Een half jaar later, twee jaar na de start, zou ik mijn eerste marathon gaan lopen. Wederom maakte ik zelf een schema, nu kwam het commentaar sneller dan vlak voor de wedstrijd. Ik zou mezelf met dit schema naar de filistijnen helpen, de trainer maakte een goed opgebouwd schema. Er volgden heerlijke maanden van trainen. Ik ontmoette veel nieuwe mensen, liep veel samen met anderen en ook veel zelf. Ik kon enigszins schuiven met de trainingen op het schema en zo alles redelijk laten kloppen. Verstand en gevoel zaten vaak dicht bij elkaar. En in geval van twijfel, won het gevoel. Ik liep gewoon een flink stuk extra als ik daar zin in had en me goed voelde.
Tot tijdens een pittige training de vraag kwam hoe ik voor de rest met alles omging. Uhh, hijg, hoezo, hijg? Voeding, krachttraining, slaap en stress, daar had ik weinig antwoorden op en op dat moment ook niet de adem voor. Waarschijnlijk de perfecte timing om me aan het nadenken te zetten en in te spelen op mijn verstand. We kochten een huis en een maand voor de wedstrijd verhuisden we, het viel een beetje tegen waardoor we er eerst zaten met halve elektra, geen fornuis, geen internet en telefoon en eigenlijk een grote chaos- geen stress. Met de andere drie punten was ik eigenlijk niet bezig geweest. Slapen was over het algemeen geen probleem. Voeding, ik at redelijk gezond, maar daar was ook alles mee gezegd. En krachttraining, ik wilde lopen, geen stomme, zware oefeningen doen. Volgens de experts zou het me in het laatste stuk van de marathon helpen. Wanneer de vermoeidheid toe zou slaan zouden de gedane oefeningen helpen om beter rechtop te blijven lopen en zou het minder zwoegen zijn. En als ik er nu mee zou beginnen, dan zou het nog enig effect hebben. Dus toen kwam er toch een dosis extra verstand bij. Ik hield meer rekening met voeding en deed braaf dagelijks wat oefeningen. Vlak voor de marathon attendeerde een bekende me erop dat het ik het werk geleverd had en dat die marathon mijn feestje zou worden, mijn ereronde. Ik was de week voorafgaand ontzettend zenuwachtig. Bij de start kwam de rust, het vertrouwen. Het voelde inderdaad als een feestje! En dat gevoel bij het passeren van de finishlijn, het is onbeschrijfelijk. Het is ultiem geluk. En volgens mij heb ik daar mijn volgende plannen gemaakt. Het was zo gaaf, ik wilde meer.
In de periode die volgde heb ik veel op gevoel gedaan. Ik bleef profiteren van de basis die ik gelegd had en kon zodoende steeds dat doen waar ik zin in had. Ik merkte dat mijn lichaam twee zware trainingsdagen na elkaar aankon en dat een derde dag wel echt afzien werd. Er waren dus zeker nog wel grenzen, maar ik had ze inmiddels zo ver opgeschoven dat vrijwel alles wat ik wilde of waar ik zin in had mogelijk was. Ik had wel eens een kleine blessure, mijn lijf greep dan wel even in. Voor de tweede marathon in Enschede bijvoorbeeld. De periode daarvoor was emotioneel geweest en achteraf gezien, denk ik, dat ik nog niet alles een plekje had gegeven. Het schoot een week voor wedstrijd in mijn kuit, veel rust en fysio bezoeken. Een lekke band zorgde dat ik ging warmlopen naar de start, het voelde goed. Vol overmoed en veel te snel half hinkelend van start. Bij kilometer 13 was het leuke eigenlijk wel voorbij en vanaf 15 kilometer had ik echt geen zin meer en dan is 42 kilometer echt een heel eind! Vervolgens liep het parcours nog drie keer vlak langs mijn huis. Ik heb zelden zo afgezien, maar ik denk dat zowel mijn gevoel als mijn verstand die dag heel veel geleerd hebben.
De volgende “nieuwe” doelen die ik mezelf stelde waren gericht op het uitbreiden van de afstand. Ik vreesde om weer eens voor gek verklaard te worden, maar dat bleef me bespaard. De trainer hielp me informatie te krijgen en maakte een schema. Het bleef wel allemaal veel op gevoel. Ook merkte ik dat het lijntje tussen verstand en gevoel vaak dun was. Lopen op gevoel voelde goed, maar op tijd je verstand gebruiken. De veluwezoomtrail van 50 km was, ondanks de hitte, fantastisch! De hardloopvierdaagse (100 km in vier dagen verdeeld over 6 etappes) was afzien met een hoofdletter. Ik liep veel te hard, geblesseerde voet al in de tweede etappe. Tel daarbij op: gebrek aan koffie, te dunne slaapzak, kou, slecht slapen en niet naar de wc kunnen. En daarna mijn meest ultieme loop, Trail des Fantomes, 50 km door de Belgische Ardennen. Dat was een paradijs, alles klopte! Na 8 uren kwam ik moe, voldaan en intens gelukkig over de finish. Ik denk dat gevoel en verstand elkaar hier hadden gevonden. Ik liep met mijn hoofd op mijn gevoel.
Op sommige momenten wint het verstand en heb je dat ook nodig om je doelen te halen. Ooit wilde ik de 10 km onder de 50 minuten lopen. Ik heb mezelf hier volledig van overtuigd, ik heb het gevisualiseerd. Er was voor mij geen twijfel meer, ik zou zo hard lopen als ik kon en die grens gaan halen. Ik heb mezelf mentaal geconditioneerd op dat moment, maar of het verstandig was. Ik ben door alles heen gelopen, mijn blik was alleen op de finish gericht en op het doel om die zo snel mogelijk te bereiken. Ik vind het nog steeds een beetje beangstigend als ik terugdenk aan toen, ik mis het laatste stukje van de wedstrijd. Ik heb mensen niet gezien, niet gehoord wat ze zeiden. Opeens zat, lag, hing ik daar met een bekertje water voorbij de finishlijn. Ik was heel boos op alles en iedereen. Zo’n rare gewaarwording. Gelukkig was ik snel bij zinnen en kon ik genieten van mijn 48 minuut nog iets op de 10km.
Toch geven die keren hardlopen op gevoel mij de meeste voldoening. Gewoon gaan en voelen dat alles klopt. De gedachten de vrije loop laten. Die geluksmomenten in een wedstrijd, door de duinen van Terschelling het strand oplopen en je nietig voelen bij het zien van die grote zee.
Ik denk dat de combinatie van gevoel en verstand het lopen zo fascinerend maakt. Soms heb je meer behoefte aan het een en soms aan het ander. Als ze goed met elkaar in balans zijn, is er zo veel mogelijk!
“You dream. You plan. You reach. There will be obstacles. There will be doubters. There will be mistakes. But with hard work, with belief, with confidence and trust in yourself and those around you, there are no limits.” – Michael Phelps